Duizendblad is een algemeen voorkomende en bekende plant in onze bermen, op dijken, in hooiland, in de duinen en op ruderale plaatsen. Ook in een wat minder vaak gemaaid gazon komt hij voor. Daarnaast zijn er verschillende tuinvormen van Duizendblad met witte, gele of rode bloemen. Dit zijn soms ook andere soorten, zoals de gele Alchemilla filipendula. Er zijn meer dan 100 soorten in het geslacht Achillea. In Nederland komen er in het wild twee soorten voor. Duizendblad en Wilde bertram: Achillea ptarmica. Het Duizendblad groeit graag in de zon op een matig voedselrijke, humusarme grond.

De bloemhoofdjes staan in een tuil die van bovenaf op een scherm lijkt en die net als schermbloemigen door een gevarieerd insektenpubliek worden bezocht. Maar hier bestaat elk bloempje weer uit vele straalbloemen en buisbloemen. Het is een scherm bloemen waarvan elke bloem weer uit heel veel bloemen bestaat. Hij hoort dus bij de Composietenfamilie.

Dodonaeus(1544) beschrijft de plant heel mooi, maar noemt hem Gerwe(zie verderop in dit stuk):
“Gerwe heeft ronde hole steelkens onderhalven voet hooghe; daer aen wassen seer ghekertelde langhe bladerkens; over beyde sijden tot den ribbeken toe; volnaer ghelijck die aldercleynste Coriander bladeren; oft die bladeren van Averoone; menichfuldelijck ghesneden. Die bloemen wassen op schoone ronde croonkens op dopperste van den stelen; ende sijn meestendeel heel wit; somtijts oock hier te lande lijfvervwich; ende als Dioscorides scrijft som schoon gout geele die hier te lande noch niet ghesien en sijn. Die wortel es swert en veeselachtich”.

Hij heeft zijn naam dus te danken aan het dubbel geveerde blad wat de indruk geeft van wel duizend blaadjes. Hier heeft hij ook zijn botanische soortnaam aan te danken: mille = duizend en folium = blad. Bij Carolus Clusius (1526-1609) kreeg de plant de naam Millefolium vulgare, het gewone of algemeen voorkomende Duizendblad.

De geslachtsnaam Achillea heeft hij te danken aan de Griekse held Achilles. De centaur Chiron was zijn leermeester, die, toen hij naar een wondkruid voor zijn soldaten zocht, hem adviseerde dit Duizendblad te gebruiken. Zelfs Telephus, zijn tegenstander in de strijd om Troje, werd door het orakel naar Achilles gestuurd om genezen te worden.

De plant staat al eeuwen bekend als een wondkruid en heeft bloedstelpende eigenschappen. Het had niet voor niets ooit de naam Herba sanguinaria ofwel “Kruid bij het bloed behorend”. Het werd dus gebruikt als wondmiddel wat nog terug te vinden is in de Engelse naam SoldiersWoundwort. Ook bij neusbloedingen werd het wel gebruikt waar het de Middelnederlandse naam Neesebloede en de Engelse volksnaam Nosebleed aan te danken heeft. Ook de naam Timmermanskruid in diverse talen duiden daarop. Deze naam is terug te voeren tot een oude legende, waarin verhaald wordt dat de Heilige Jozef, die zoals bekend timmerman was, het kruid op aanwijzing van Jezus gebruikte bij verwondingen die hij tijdens zijn werk opgelopen had. De plant werd ook wel bij oogziekten gebruikt, waar de naam Zere-ogenbloem op duidt. De naam Theeblommen en Theebloemeken duiden erop dat de plant of de bloemen als thee gebruikt werd voor verschillende ziekten.

De naam Schoapekloaver in Groningen duidt erop dat iets alleen goed is voor schapen. Voor Duizendblad vinden we daar de naam Schoapegoarf dat weer lijkt op het Duitse Schafgarbe.

Voor de Kelten was Duizendblad heilig. De Druïden deden voorspellingen met het kruid. Het verzamelen ervan ging dan ook met de nodige rituelen gepaard. De Angelsaksen noemden het kruid, ‘gaeru gearwian’, dit betekent ‘bereiden” of ‘behandelen’, waarschijnlijk werd er gerefereerd aan de genezende kwaliteiten van het kruid. Gedurende de Middeleeuwen was de naam van het kruid ook wel ‘Supercilium Veneris‘ ofwel ‘de wenkbrauw van Venus’, waarschijnlijk omdat het kruid veel werd gebruikt bij vrouwenziekten, maar ook ‘Herba militaris‘ vanwege de werking bij wonden.

De Duitse naam Garbe zou van het oude Garawa of Garwa, dat kleed of mantel betekent, afstammen. Deze naam Garwa vinden we al in 1150 bij Hildegard vo Bingen in haar “Physica”. In het Oudhoogduits is garawen bekleden. Bij ons was daar de naam Gerwe weer een afleiding van, vanwege zijn veelvuldige bekleding van wegen, dijken en akkers. L.Fuchs noemt haar Gerwe, maar ook Schaepsgerwe. Dodonaeus heeft het ook wel over Geruwe of Millefolium.

Aan de plant werden wel antimagische krachten toegeschreven. Boze geesten, heksen en duistere krachten werden erdoor verdreven. Dit zien we terug in het oude gezegde:”Wie netels met duizendblad in de hand houdt, kent geen schrik en vreest geen spook”.

Duizendbladstelen werden ook gebruikt als hulpmiddel om de I Tjing te raadplegen. Daarvoor werden 50 dunne, 15 cm. lange stelen gebruikt. Door ze op een bepaalde manier te sorteren en te tellen ontstaat een hexagram. De I Tjing is een Chinees orakelboek, ook wel “Boek der Veranderingen” genoemd.

Voordat Hop werd gebruikt voor de bereiding van bier, werd het Duizendblad wel als bierkruid gebruikt net als Gagel. Ook vond ik in de Flora Batava: De plant onder de Hop in het bier gedaan, geeft daaraan een bedwelmend vermogen.

Door het vee wordt het wel gegeten. In hetzelfde boek stond: “het wordt door Paarden, Schapen en Varkens gegeten en door Runderen en Geiten somwijlen geweigerd”. Ook werd het wel gebruikt als voer voor jonge kalkoenen.

Duizendblad zou ook naburige planten helpen om ziekten te weerstaan. Daarnaast: als toevoeging aan compost zou het de vertering versnellen.

In de zeventiende eeuw was Duizendblad een populaire groente. De jonge bladeren werden als spinazie klaargemaakt of in de soep gedaan. Ook werd het in het voorjaar verwerkt in de zogenaamde voorjaarssoepen; het diende als bloedzuiverend middel.

Fijngehakt kunnen de enigszins bittere, peperachtige jonge blaadjes in salades en zachte kaasdips worden gebruikt.

Al met al een plant met duizend mogelijkheden.

Henk Hoefakker